Het evangelie volgens Thomas
'Naar de bronnen van het Christendom'
Hoofdstuk 5 - Het evangelie volgens Thomas
© Jos Stollman 2010
De ontdekking
Tot de tweede helft van de 20e eeuw was het bestaan van het Thomas-evangelie alleen bekend uit verwijzingen van kerkvaders. Zo
noemt Origenes (eerste helft van de 3e eeuw) het in een opsomming van verworpen evangeliën. Weliswaar werden rond 1900 al enkele
fragmenten van Griekse versies van het geschrift opgegraven bij Oxyrhynchus in Egypte, maar deze werden niet als delen van het
Thomas-evangelie herkend omdat ons nog geen vergelijkende tekst ter beschikking stond. We moesten wachten tot 1945 voordat een
complete versie van het evangelie aan de vergetelheid werd ontrukt, opgegraven bij Nag Hammadi, wederom in Egypte. Het was een
exemplaar in de Koptische taal, het Egyptisch (geschreven met Griekse lettertekens) uit het begin van onze jaartelling. In
tegenstelling tot de opgravingen bij Oxyrhynchus waarbij systematisch naar oude teksten werd gezocht op een daarvoor geschikte
lokatie, was de vondst bij Nag Hammadi een toevallige. Twee Egyptische boeren groeven op de berghelling van de Jabal al-Tarif naar
nitraten om hun akkers te bemesten. Zij stuitten daarbij op een oude verzegelde kruik die, tot verdriet van de vinders, geen goud
of edelstenen, maar een aantal in leer gebonden boeken met bladzijden van papyrus bleek te bevatten. De omwegen die deze codices
aflegden voordat ze uiteindelijk in handen van onderzoekers terechtkwamen, vormen stof voor een spannende roman. Niet alle boeken
hebben die avonturen overleefd, enkele exemplaren zijn in een oven geëindigd. Uiteindelijk kwamen alle resterende delen in de loop
van de jaren vijftig bijeen in het Koptisch Museum te Caïro waar ze ook nu nog ondergebracht zijn. In 1956 werd een gedeelte uit
Codex II, mede dankzij de inspanningen van de Nederlandse kerkhistoricus prof. Gilles Quispel, gepubliceerd met als titel 'Het
Evangelie volgens Thomas'. Het geschrift bevat 114 kortere en langere uitspraken van Jezus, die volgens de tekst zelf opgeschreven
zijn door Didymus Judas Thomas. Vanwege de vele parallellen met de canonieke evangeliën uit het christelijke Nieuwe Testament trok
het al snel de aandacht van onderzoekers. Omdat alle overige geschriften van de 'Nag Hammadi'-bibliotheek voortkomen uit een
stroming die wij het 'gnosticisme' noemen (zie de volgende alinea) werd door velen ook het Thomas-evangelie in eerste instantie als
gnostisch beschouwd en daarom als ketters en oninteressant voor onze kennis over Jezus terzijde geschoven ('guilt by association').
In de loop van de jaren daarna is men hierover genuanceerder gaan denken en werd objectief onderzoek verricht naar de herkomst en
betekenis van dit bijzondere evangelie.
Gnosis - Gnostisch
Ik noemde al even de discussie over het al dan niet gnostische karakter van het geschrift. Er bestaat enige verwarring omtrent het
begrip 'gnostisch'. Deze term wordt gebruikt voor een beweging in (en ook buiten) het vroege Christendom die zich kenmerkte door
een uitgewerkte mythologie en (vaak) een scherp dualisme. Enerzijds is er het spirituele domein, intrinsiek goed en van goddelijke
oorsprong, anderzijds is er het wereldse bestaan, de fysieke schepping, die in negatieve termen beschreven wordt en die het werk is
van een verderfelijke 'schepper-god'. Ofschoon het grootste deel van de Nag Hammadi bibliotheek voortkomt uit dit gnostische
milieu, geldt dit zeker niet voor het Thomas-evangelie.
Aan de andere kant wordt het begrip 'gnosis' ook gebruikt voor 'innerlijke kennis', inzicht dat verworven wordt door de weg naar
binnen te gaan en in contact te komen met je diepste zelf, de grond van je bestaan. In deze zin is 'gnostisch' niet gebonden aan
een bepaalde stroming in een specifiek tijdvak. In deze laatste betekenis is het Thomas-evangelie wel degelijk gnostisch maar het
is beter deze term te vermijden om misverstanden te voorkomen.
Datering
Doordat het geschrift in eerste instantie op één hoop werd gegooid met de andere Nag Hammadi geschriften, werd het gedateerd in (de
tweede helft van) de 2e eeuw, de bloeitijd van het gnosticisme. Later werd de discussie verlegd naar een ander strijdpunt: een
eventuele afhankelijkheid van de canonieke evangeliën. Dit dispuut is nog steeds gaande maar steeds meer onderzoekers zijn ervan
overtuigd dat we in Thomas een onafhankelijke traditie aantreffen waarvan de oorsprong teruggaat tot de eerste helft van de eerste
eeuw. Bovengenoemde onderzoeker Gilles Quispel, die zich vanaf de ontdekking intensief met het Thomas-evangelie heeft
beziggehouden, vermoedt twee bronnen achter het geschrift zoals wij dat nu kennen. De ene bron zou een Judese tekst betreffen van
rond het jaar 40 waarin de evangelietraditie van de oergemeente in Jeruzalem vertegenwoordigd is. De andere zou van iets latere
datum zijn en uit de toenmalige wereldstad Alexandrië stammen. Deze laatste bron zou verantwoordelijk zijn voor de meer ascetische
trekken van het evangelie.

Een oud en onafhankelijk evangelie
De argumenten die door de verschillende geleerden zijn aangedragen voor een vroege datering en onafhankelijkheid van de canonieke
evangeliën kunnen worden samengevat in een paar punten:
1. Het genre, een verzameling uitspraken, is primitiever dan de biografieën in de canonieke evangeliën. Het is een soortgelijke
bron als Q.
2. De uitspraken bij Thomas tonen geen van de redactionele kenmerken die eigen zijn aan de parallellen bij Marcus, Mattheüs en
Lucas. Hierdoor hebben ze een authentieker karakter, het vertoont nog duidelijk de kenmerken van een mondelinge overlevering.
3. Het Thomas-evangelie kent geen enkele vorm van uitgewerkte theologie. Geen Verlosser, geen Messias, geen Zoon van God, geen
opstanding, geen eschatologische duidingen (verwijzingen naar de eindtijd).
Sommige onderzoekers wijzen wel op enkele wendingen die afhankelijkheid zouden tonen van de canonieken, zij het alleen voor die
betreffende uitspraken. Dit hoeft ons niet te bevreemden, we mogen immers niet uit het oog verliezen dat de versie van het
evangelie die wij gevonden hebben uit de 4e eeuw stamt en waarschijnlijk diverse keren gekopieerd is en minstens éénmaal vertaald
(van het Grieks naar het Koptisch) in een periode waarin de canonieke evangeliën alom bekend waren. Dit leidt natuurlijk
gemakkelijk tot onbewuste harmonisering. In recente studies wordt echter juist aandacht besteed aan een eventuele omgekeerde
afhankelijkheid. Zo verdedigt Stevan Davies in twee artikelen in Neotestamentica (1996) met verve de stelling dat Marcus gebruik
heeft gemaakt van het Thomas-evangelie.
De auteur
Ofschoon de discussies hieromtrent nog onverminderd voortduren, beschouwen steeds meer onderzoekers de traditie die we in het
Thomas-evangelie aantreffen als onafhankelijk. Een bekend verdediger van deze stelling, Stephen Patterson, spreekt overigens liever
van een 'autonome' traditie omdat er in de periode van drie eeuwen tussen het ontstaan van het werk en de vastlegging van ons
Koptisch exemplaar toch wel enige beïnvloeding door de canonieke evangeliën heeft plaatsgevonden.
Gezien de aard van het evangelie en wat ons bekend is over de geschiedenis van het vroege Christendom, wordt het ontstaan van het
evangelie gesitueerd in Syrië. Met name de toen bloeiende stad Edessa wordt als mogelijke bakermat gezien. Vooral in deze streek
werd de apostel Thomas, die in de tekst zelf als auteur wordt genoemd, als brenger van Jezus' boodschap gezien. Overigens onthult
dit ons niet de ware identiteit van de auteur, want we weten dat het in die tijd gebruikelijk was geschriften toe te schrijven aan
mensen die door hun naam gezag genoten. Als dit evangelie in kringen van Thomas-christenen ontstaan is, lijkt het logisch dat de
tekst werd toegedicht aan de apostel die aan de wieg van deze christelijke beweging stond.
Nog moeilijker ligt de vraag of de uitspraken werkelijk van de historische Jezus afkomstig zijn. Dit is natuurlijk op geen enkele
manier controleerbaar. De vroege datering van het geschrift en authentieke sfeer die het ademt rechtvaardigen echter het vermoeden
dat we hier heel dicht bij de historische Jezus en zijn ideeën komen.
Jezus als Mystagoog
De rol van Jezus in dit evangelie is een heel andere dan in de ons door de christelijke kerken overgeleverde evangeliën. Hij treedt
op als mens en mystiek leraar. Hij begeleidt ons op onze eigen zoektocht naar de waarheid en is geenszins de goddelijke verlosser
die de orthodoxe leer van hem gemaakt heeft. Misschien mogen we blij zijn dat de georganiseerde religie dit evangelie niet in haar
canon heeft opgenomen. Wellicht zou het geschrift in de loop der eeuwen dan, net zoals de canonieke geschriften, diverse
aanpassingen ondergaan hebben waardoor de oorspronkelijke boodschap verduisterd zou zijn geraakt. Zoals het boek nu voor ons ligt,
is het in ieder geval zestien eeuwen lang onberoerd gebleven en zien we in de beschreven Jezus een 'mystagoog', een persoon die in
de klassieke mysteriereligies de zoeker begeleidde op zijn weg naar binnen. Jezus deelt met ons zijn inzichten met het doel ons te
begeleiden op de weg naar zelfkennis die uiteindelijk de weg naar de andere dimensie is, ook wel beschreven als het Koninkrijk van
de Vader. Dit Koninkrijk ligt niet ergens ver weg in de toekomst, maar vertegenwoordigt veeleer een toestand van diep inzicht in
ons eigen bestaan, hier en nu. Zoals we kunnen lezen bij mystici uit alle tijden en culturen is er geen kant-en-klaar recept voor
het mystieke schouwen, de weg naar inzicht is geen logische opeenvolging van stappen of treden. Het Thomas-evangelie biedt dus geen
cursus die je kunt doorlopen om op die wijze 'verlichting' te bereiken. Ieder zal zijn of haar eigen weg moeten zoeken. De auteur
deelt met ons zijn diepe inzichten in de moeilijkheden en zegeningen van deze zoektocht. Daarbij getuigt hij van een uitstekende
kennis van de menselijke psyche en geeft hij of zij (wat weten we immers van de schrijver?) er blijk van de mystieke weg zelf
gegaan te zijn.
Terug naar de Inhoud