Constantijn en Nicea
'Naar de bronnen van het Christendom'
Hoofdstuk 13 - Constantijn de Grote en Nicea
© Jos Stollman 2010
Constantijn de Grote
De voor het christendom zo beslissende vierde eeuw begon nog met vervolgingen onder keizer Diocletianus. Tijdens diens bewind werd
het Mithraïsme nog als staatsgodsdienst bevestigd.
De ommekeer werd ingeluid met de komst van Constantijn als keizer van het West-Romeinse Rijk. Hij versloeg zijn rivaal Maxentius
bij de Pons Milvius in 312. Een legende vertelt dat Constantijn aan de vooravond van deze beslissende slag in een droom een visioen
van het kruis zou hebben gekregen. In 313 kondigde hij in zijn rijk godsdienstvrijheid af (edict van Milaan). In het jaar 324
versloeg Constantijn zijn medekeizer in het oosten Licinius, en vanaf dat moment kende het rijk na lange tijd weer één heerser.
Het concilie van Nicea
Constantijn wenste die eenheid duurzaamheid te verlenen door haar te bouwen op één religie. Het Mithraïsme dat vrouwen van de
inwijdingsweg weerde, leek hem daartoe niet zo geschikt. Het christendom dat, in vele vormen weliswaar, ruim verbreid was in zijn
rijk, bood betere perspectieven.
Om de vele stromingen op één lijn te brengen nodigde hij de bisschoppen van de belangrijkste
stromingen uit bij elkaar te komen in Nicea (het huidige Iznik), dichtbij de hoofdstad Byzantium, die naar hem Constantinopel zou gaan heten.
Op 19 juni van het jaar 325 startte daar het eerste oecumenische concilie onder leiding van de keizer zelf. De belangrijkste
doelstelling was het formuleren van een credo (= ik geloof) waarin de gemeenschappelijke geloofswaarheden zouden worden vastgelegd.
Daar de joods-christelijke groeperingen zich grotendeels buiten de grenzen van het Romeinse Imperium bevonden werd de visie van
bijvoorbeeld de Thomas-christenen niet bij de discussie betrokken.
Het Niceaanse Credo
Het spectrum van ideeën dat in Nicea vertegenwoordigd was, was
sterk gekleurd door de invloed van Irenaeus en zijn opvolgers en dus geïnspireerd door het evangelie van Johannes. De strijd
spitste zich vooral toe rondom de goddelijkheid van Jezus. De Alexandrijnse groep, onder leiding van bisschop Alexander, verdedigde
de volledige goddelijkheid van Jezus (het homo-ousion = wezensgelijkheid), tegenover het standpunt van de Arianen, aanhangers van
de Libische priester Arius, die Jezus minder goddelijk achtten dan de Vader. Uiteindelijk bleek een meerderheid Alexanders visie te
steunen en werd gekozen voor de formulering dat Jezus 'God uit God, Licht uit Licht, ware God uit de ware God, geboren, niet
geschapen, één in wezen met de Vader' zou zijn. Een kwestie van meerderheid van stemmen...
In het Niceaanse credo werd, zoals al eerder vermeld, ook duidelijk afgerekend met de gnostische dualistische visie van een
scheppergod (schepper van de aarde) naast een hoogste god (schepper van de hemel) door de formulering 'Ik geloof in één God,
schepper van hemel en aarde', en zo vertegenwoordigde elke zinsnede wel een uitsluiting van één van de vele 'ketterse' ideeën.
Athanasius van Alexandrië
De strijd tussen de christelijke stromingen was daarmee nog geenszins beslecht, in de loop van de decennia na Nicea werd de
belangrijkste voorvechter van het Niceaanse credo, bisschop Athanasius van Alexandrië zelfs enkele malen verbannen uit zijn stad
omdat het Ariaanse gedachtegoed door een grote meerderheid werd omarmd. Eerst in 380 werd het orthodoxe (= Niceaanse) christendom
door keizer Theodosius tot staatsgodsdienst uitgeroepen en vanaf dat ogenblik werden afwijkende ideeën te vuur en te zwaard
bestreden. Dit betekende niet alleen het einde van de godsdienstvrijheid, het betekende ook het einde van de tolerante Romeinse
cultuur. Het vormde de doodsteek voor de ontwikkeling van filosofie en wetenschap. Volgens de gangbare opvattingen beginnen de
Middeleeuwen in het jaar 476 bij de val van Rome, wellicht is het gepaster om de middeleeuwen te laten beginnen bij een gebeurtenis
als de bestorming en verwoesting van het Serapeion met zijn enorme bibliotheek in Alexandrië in het jaar 391 door fanatieke,
fundamentalistische, orthodoxe christenen, opgehitst door de lokale bisschop. Vele schatten van tien eeuwen wetenschap van de oude
Grieken tot de moderne Hellenisten gingen daar toen in vlammen op.
Enkele jaren daarvoor, in 367, had bisschop Athanasius een paasbrief laten uitgaan naar alle christenen in Egypte waarin hij de
canonieke bijbelboeken opsomt en tegelijk een banvloek uitspreekt over alle andere geschriften. In een klooster van Pachomius te
Chenoboskion (nabij het huidige Nag Hammadi) besluiten de monniken een aantal teksten in een kruik te begraven voor betere tijden.
Het Thomas-evangelie en vele andere teksten gingen ondergronds....
Terug naar de Inhoud