De Boeddha en zijn leer![]()
|
Theravada en Mahayana![]() Zoals het christendom zijn grote verbreiding te danken heeft aan de keizerlijke begunstiging door Constantijn de Grote (en latere Romeinse keizers) in de vierde eeuw van onze jaartelling, zo groeit ook het boeddhisme uit tot een wereldreligie onder invloed van de actieve ondersteuning door een machtig wereldheer, in dit geval keizer Asoka van India (273-232 v. Chr.). De parallellen zijn treffend. Zoals Constantijn zijn invloed doet gelden middels het beroemde concilie van Nicea in 325, is binnen het boeddhisme het concilie van Pataliputra (245 v. Chr.) bepalend voor de ontwikkeling van het boeddhisme. De Theravadins worden door Asoka begunstigd en zij vormen vanaf dat moment de leidende richting (van de zeker 18 scholen die er voordien waren). Er wordt tot zending besloten en daarmee begint de verbreiding buiten India. Het boeddhisme acht zich universeel in tegenstelling tot het hindoeïsme, zoals ook het christendom zich profileert tegenover het judaïsme (jodendom). Door de mildheid en het diepe psychologische inzicht dat het boeddhisme kenmerkt, heeft het een sterk beschavende invloed. Het vindt dan ook relatief gemakkelijk ingang in de diverse omringende culturen en wordt vaak als aanvulling op de inlandse godsdienst, als verlossingsleer, toegevoegd. Het Theravada-boeddhisme blijft in zijn strikte vorm echter een elitaire leer, alleen voor monniken. In het geboorteland India wordt het boeddhisme in de volgende eeuwen verrijkt door de invloed van leken die onder hindoeïstische invloed zijn gebleven. Het polytheïsme komt door de achterdeur weer naar binnen in de vorm van de bodhisattva's, een soort 'heiligen' die de verlossing voor zichzelf bereikt hebben maar zich het lot van de mensheid aantrekken en zich als 'goden' inspannen voor het heil van de mensheid. Aanbidding keert zo terug, maar de weg naar het heil blijft die van de persoonlijke onthechting. Zo ontstaat in de eerste eeuw van onze jaartelling het 'Mahayana'. Op het concilie te Jalandhara (rond 100) wordt getracht om opnieuw eenheid in de leer te krijgen. Dit concilie wordt echter niet erkend door de Theravadins. Sindsdien zien we binnen het boeddhisme de twee grote stromen van Mahayana (= het grote voertuig) en Theravada naast elkaar. Door de Mahayana-boeddhisten wordt de laatste stroom ook vaak aangeduid als Hinayana (= het kleine voertuig) omdat het uitsluitend bevrijding biedt aan de mens die als monnik uit het gewone leven treedt, terwijl het Mahayana zich tot ieder richt. Het Mahayana stelt tegenover de wereldverzakende monnik de altruïstische bodhisattva. Het mededogen (karuna) wordt tot centrale deugd verheven (vergelijk de christelijke naastenliefe). Het bodhisattva-begrip sluit aan bij de behoefte aan aanbidding en ritueel bij de gewone bevolking en biedt tevens plaats aan allerlei goden uit omringende culturen die het boeddhisme in zich opnemen. Een belangrijke bodhisattva is Avalokitesvara, in de vrouwelijke vorm als Kwan-Yin vereerd. Hij-zij is de bodhisattva van het mededogen. Een ander voorbeeld is Manjusri, de bodhisattva van de wijsheid (prajna), die de duistere onwetendheid doorklieft met het zwaard van inzicht. Het ethisch ideaal van het Mahayana is 'zelf bodhisattva worden'. Dit wordt uitgedrukt in de gelofte die ook in het zen-boeddhisme dagelijks wordt uitgesproken:
Hoe ontelbaar de levende wezens ook zijn, ik beloof ze allen te redden. Het Mahayana-boeddhisme verbreidt zich naar China (1e eeuw), Korea (4e eeuw), Japan (6e eeuw) en Tibet (7e eeuw). In dit laatste land ontwikkelt het zich onder invloed van de inheemse magie (Bon-religie) tot het geheel eigen, karakteristieke Tibetaanse boeddhisme, ook wel aangeduid met Lamaïsme.
|
Hervorming in de tweede eeuwNa de ontwikkeling in de richting van een volksreligie zien we in de tweede eeuw een terugkeer naar een zuiverder boeddhisme, ontdaan van volksreligieuze invloeden. Het boeddhisme dreigt te verstarren in nieuwe rituelen en te verzanden in vaste denkbeelden en rigide concepten. In een poging om zich te heroriënteren op de oudste bronnen ontstaat de zogenaamde Prajnaparamita-literatuur (wijsheids-soetra's). Een kerntekst uit deze literatuur is de , waarin zeer nadrukkelijk alle concepten die in de Mahayana-filosofie zijn gegroeid en verstard, radicaal worden onderuitgehaald. Een centrale figuur uit deze periode is Nagarjuna. Hij loochent de zekerheid van iedere kennis en benadrukt de insubstantialiteit van alle verschijnselen. De enige waarheid is de leegte (sunya), en zijn leer wordt dan ook wel aangeduid met Sunyavada. Deze tak van het Mahayana gaat een van de bronnen van zen vormen als ze rond 500 overgebracht wordt naar China.
|
Latere ontwikkelingenIn de loop van de 7e en 8e eeuw gaat het boeddhisme in India zelf weer op in het hindoeïsme doordat het Mahayana steeds meer uitgehold raakt en overspoeld wordt door de rituelen van het brahmanisme. De ontwikkeling van het hindoeïsme (vooral onder invloed van Shankara) in de richting van het boeddhisme speelt daarin ook mee (vedanta).Het Mahayana breidt zich in de loop der eeuwen uit over heel Centraal- en Zuid-Azië, terwijl het Theravada-boeddhisme vooral in Zuid-Azië wordt aangetroffen.
|
Lao Tse![]()
Het grote Tao doordringt alles, links en rechts. Wezenlijk voor het taoïsme is dat het inzicht in Tao niet intellectueel te verwerven is, maar alleen intuïtief. In het openingsvers wordt al meteen aan de orde gesteld dat het wezen van Tao niet in taal te vangen is: De Tao die onder woorden gebracht kan worden, is niet de ware Tao. Tao manifesteert zich in de wereld der verschijnselen in de vorm van tegenstellingen (yin-yang): hard en zacht, hoog en laag, koud en warm, droog en vochtig, mannelijk en vrouwelijk. Alle onderscheiding door de menselijke geest doet echter afbreuk aan de dieperliggende eenheid. De ethiek van het taoïsme behelst dan ook: geen onderscheid tussen goed en kwaad, niet oordelen, spontaan, intuïtief handelen. De taoïst ontwikkelt op deze wijze een sterk relativeringsvermogen, dat bijvoorbeeld tot uiting komt in de prachtige wijsheid: 'Hoe groter de voorkant, hoe groter de achterkant.' Verder leidt het tot een levenshouding die zich kenmerkt door het volledig aanvaarden van dat wat is. Daarbij heeft de taoïst een sterk positieve instelling ten aanzien van de werkelijkheid (alles is Tao), die ook bij Zen is gebleven.
|
Tjwang-Tse![]()
Tjwang-Tse zat eens aan de oevers van de Slavenkreek te vissen toen hij werd benaderd door twee afgevaardigden van de vorst van
Tsj'oe.
|
Het Neo-TaoïsmeZoals we ook al bij het boeddhisme zagen, ontwikkelt het taoïsme zich allengs tot een volksreligie waarin allerlei rituelen en metafysische bespiegelingen hun intrede doen. Tegen het einde van de Han-dynastie (begin derde eeuw) vindt er een opleving plaats van het oorspronkelijke filosofische taoïsme. Met name de politieke instabiliteit en de corruptie van de hogere maatschappelijke klassen die het confucianisme belijden, stimuleren deze revival. Een belangrijke rol vervult hierin Kuo Hsiang, die een commentaar publiceert op de werken van Tjwang-Tse. Hieruit ontstaat het neo-taoïsme, waarin het principe van 'wu-wei' centraal staat, het 'handelen door niet-handelen'. Hiermee wordt een natuurlijke handelwijze bedoeld, in harmonie met het hier-en-nu, niet gestuurd door intellectuele overwegingen. Het is mede uit dit neo-taoïsme dat anderhalve eeuw later Zen zal ontstaan.
|
Ontstaan![]() De belangrijkste invloed van het taoïsme is de praktische benadering van het boeddhistische erfgoed. Het naturalisme, het eenvoudige intuïtieve 'zijn' wordt het handelsmerk van Zen: 'Doen wat je doet'. Zen is een wijze van in het leven staan.
Een leerling vroeg aan zijn Zen-meester: 'Spant u zich voortdurend in om de waarheid te beoefenen?'
Verder erft Zen van het taoïsme de afwijzing van alle verering, de sterke relativering van leerstellingen en de humor waarmee het
denken onderuit wordt gehaald (zie Zen is humor).
Het pad van de Boeddha gaan is jezelf leren kennen.
|
Plotselinge verlichting![]()
Op een dag ziet Huai-jang zijn leerling Ma-tsoe in meditatie verzonken zitten. Hij vraagt hem naar het doel van zijn meditatie-
oefeningen. De achtergrond van het verhaal behelst het inzicht dat mediteren nooit een boeddha van iemand kan maken als die dat niet in wezen al is. Je hoeft alleen maar in te zien dat je in de diepste grond al bevrijd bent! En dat kan, zomaar ineens, op een onbewaakt ogenblik. Ma-tsoe wordt later beroemd om zijn onconventionele schoktherapie waarmee hij de doorbraak naar inzicht bij zijn leerlingen tracht te bewerken. Daarbij schuwt hij zelfs geen klappen in iemands gezicht. In deze tijd ontstaan veel van de bekende Zen-anekdotes. We zien daarin vaak Ma-tsoe optreden in zijn creatieve pogingen de logisch denkende geest onderuit te halen.
|
Ch'an-kloostersIn het begin van de negende eeuw ontstaan de eerste echte Ch'an-kloosters. Nog heden ten dage grijpen de Zen-monniken terug op de regels zoals ze in die tijd opgesteld werden door Huai-hai. Door de nadruk op morele discipline en een natuurlijke ordening van bezinning en werk, heeft de regelgeving veel verwantschap met die van Benedictus, de vader van het westers monnikendom. De meditatie wordt in deze Ch'an-kloosters weer opgepakt maar de idee van de plotselinge verlichting blijft diep verankerd in de Ch'an.Ondanks de groei die Ch'an in die eerste eeuwen doormaakt waarbij het zelfs af en toe maatschappelijk aanzien verwerft door de begunstiging van mensen van het keizerlijk hof, blijft het een kleinere stroming binnen het Chinese boeddhisme. Dit verandert abrupt halverwege de negende eeuw. Keizer Woe-tsang, die regeert van 841 tot 846, ontwikkelt zo'n aversie tegen het boeddhisme dat idealen koestert die haaks staan op de oude Chinese waarden, dat hij in 845 besluit tot een uitroeiing van deze in zijn ogen verderfelijke religie. Hij verwoest tienduizenden tempels en kloosters en alleen de zuidelijke Ch'an ontspringt de dans omdat deze zich in feite zelf al heeft losgemaakt van het Indische boeddhisme en sterk wortelt in de Chinese volksaard. Zo rest aan het einde van de negende eeuw Ch'an als de dominerende vorm binnen het Chinese boeddhisme.
|
Rinzai en Soto![]() Naast deze Rinzai-tak hebben verschillende andere stromingen bestaan maar alleen de Soto-zen (Ts'ao-toeng) heeft eveneens de storm der tijden overleefd en zich naast de Rinzai via Japan tot in onze tijd doorgezet. In deze traditie spelen intellectuele bespiegelingen weer een bescheiden rol, zij het dat ze ook hier uiteindelijk de mens moeten voeren tot de opgave van het denken. Dit gaat echter minder schoksgewijs, er wordt gesproken over stadia van verlichting. Gestage oefening in meditatie moet de geest allengs leger maken om uiteindelijk de tegenstelling tussen object en subject te overstijgen. De methode die wordt gepropageerd is in wezen simpel maar daarom zo moeilijk: de meditatie voltrekt zich in een innerlijk stilzwijgen (Shikantaza) waarbij hooguit de adem wordt gevolgd maar verder alle mentale activiteit wordt stilgelegd. Een ander verschil met de Lin-chi richting is dat in de Ts'ao-toeng het hele leven er toe doet. In je leefwijze dient zich de (geleidelijke) verlichting te manifesteren.
|
De koan als methodeIn de periode die volgt worden de oude verhalen van ontmoetingen tussen meesters en leerlingen en hun vele dialogen vastgelegd en als klassieke verhalen voor het onderricht van nieuwelingen gebruikt. Ze worden 'koeng-an' (= geval) genoemd en gaan later de geschiedenis in onder de Japanse naam 'koan'. Ze worden systematisch ingezet om de student tot de rand van zijn denken te brengen en hem zo rijp te maken voor de sprong naar de intuïtie. De twee belangrijkste verzamelingen koans zijn de Mumonkan (Chinees: Wumen-kuan, 'de Poortloze Poort') en de Hekiganroku ('de verhalen van de Blauwe Rots'). Het betreft bijna allemaal verhalen van de oude zenmeesters uit de eerste eeuwen van Ch'an, aangevuld met commentaren en gedichten uit later tijd. Intensieve studie van deze koans onder leiding van een verlichte meester wordt de klassieke Zen-opleiding. Daarbij groeit langzaam het inzicht van de student en verandert zijn visie op de wereld. Lin-chi vat dat proces als volgt samen:
Eerst zijn bergen bergen en rivieren rivieren, In de eerste fase denkt de student dat er een objectieve werkelijkheid buiten zijn eigen geest bestaat. In de tweede fase komt hij tot het inzicht dat de wereld slechts in zijn eigen geest bestaat, dat hij die wereld zelf schept en dat die dus geen objectieve realiteit heeft. In de derde fase, die wordt bereikt in de verlichtingservaring, volgt het inzicht dat ook het denkende subject geen apart bestaan heeft en dat er slechts één ondeelbare werkelijkheid bestaat waarin geen sprake is van subject en object: alles is zoals het is, in een diepe eenheid.
|
Boeddhisme in JapanAl in de zesde eeuw zien we het boeddhisme in Japan opduiken en snel vaste voet aan de grond verwerven, geïmporteerd vanuit China samen met het Chinese schrift en de Chinese regeringsvorm. In de loop van de volgende eeuwen ontstaan verschillende boeddhistische scholen in Japan waaronder het nogal intellectuele Tendai-boeddhisme dat lange tijd de belangrijkste stroming zal zijn. Het boeddhisme verdringt het oorspronkelijke Shintoïsme als belangrijkste religie. Vanaf het midden van de negende eeuw verbreekt Japan het contact met het vasteland (China) en het boeddhisme ontwikkelt zich verder onafhankelijk van invloeden van buiten. De heersende klasse ontfermt zich erover en langzaam sluipt decadentie de verschillende scholen binnen.Als in de twaalfde eeuw de samoerai de macht grijpen en het tijdperk van de shoguns aanbreekt, ontstaan er nieuwe vormen van boeddhisme, met name het Amidisme en Nichiren, die meer gericht zijn op de gewone man en krijger. Ze bieden eenvoudige rituelen die de mensen tot verlossing zouden brengen.
|
Zen in JapanRond 1200 worden de contacten met het vasteland weer hersteld en trekken monniken naar China om tot de ontdekking te komen dat de enige resterende vorm van boeddhisme aldaar het Ch'an-boeddhisme betreft. De Tendai-monnik Eisai komt volgens de traditie de eer toe als eerste Zen (de Rinzai-tak) naar Japan te hebben gebracht tezamen met de thee die later een hecht verband met de Zen- traditie zal aangaan. De Rinzai-Zen vindt in Japan, na een aarzelende start, gaandeweg ingang bij de samoerai-klasse, die de filosofie van spontaniteit gekoppeld aan innerlijke rust, sterk aanspreekt.De grote initiator van de Zen in Japan wordt echter Dogen (1200-1253). Als jonge Tendai-monnik trekt hij naar China om het boeddhisme uitgebreid te bestuderen. Na lange omzwervingen leert hij de Ts'ao-toeng-meester Ju-ching kennen die een fanatiek zazen- beoefenaar is en Dogen als leerling aanneemt. Zo komt via Dogen de intensieve zitmeditatie (Soto-Zen) naar Japan. Dogen schrijft uitgebreide instructies voor de zazen en sticht de eerste echte Zen-kloosters in het land, naar het model van de regels ooit opgesteld door Huai-hai. Op de vlucht voor de Mongoolse invallers trekt in de loop van de 13e eeuw een groot aantal Ch'an-monniken van China naar Japan. Onder hun invloed begint de Rinzai-Zen zich snel te verbreiden, vooral nadat shogun Tokimune de Rinzai heeft omarmd. Samen met de Zen hebben de Chinese monniken echter ook de kalligrafie, literatuur, pentekenkunst en filosofie meegebracht waardoor de Chinese cultuur een vaste greep krijgt op de heersende klasse in Japan en Zen in de 14e eeuw al snel verwatert tot een louter culturele beweging.
|
Ikkyu en Hakuin![]() Nog één naam uit de Japanse Zen moet beslist genoemd worden en wel die van de Japanse meester van de koan: Hakuin (1686-1769, zie afbeelding). Hij blaast de koan-traditie nieuw leven in en staat zo aan de wieg van het moderne Rinzai-Zen. Van hem is de beroemde koan 'Wat is het geluid van één klappende hand?' Hakuin verschaft de Zen een solide basis door met diep psychologisch inzicht de leermethode stevig te grondvesten. Hij formuleert de drie voorwaarden, de pijlers waarop Zen berust: een diep vertrouwen, een grote twijfel en een grenzeloze inzet. Een belangrijke stap is daarnaast de verruiming van de meditatie tot de gewone activiteiten overdag: 'Zeg niet dat wereldlijke aangelegenheden en drukke zaken u de tijd niet geven om zen te bestuderen... Stelt u zich voor dat iemand per ongeluk twee of drie gouden munten in een drukke straat vol mensen laat vallen. Vergeet hij het geld doordat ieders ogen op hem gericht zijn? Iemand die zich op meditatie richt temidden van de druk en zorgen van alledag is als de man die de gouden munten heeft laten vallen en zich erop toelegt ze weer te vinden.' Vervolgens legt hij uit hoe je je handelen tot meditatie kunt maken: 'Wat is deze ware meditatie? Het is alles, hoesten, slikken, armzwaaien, beweging, stilheid, woorden, handelingen, het kwade en het goede, voorspoed en schande, winst en verlies, recht en onrecht, tot één enkele koan maken.'
|
Zen, hier en nu![]() Vele scholen van vele meesters hebben de weg naar onze cultuur gevonden, van de strengste Soto-richtingen tot de mildere Ch'an-stromingen. In de laatste voel ik mijzelf het meeste thuis. De levende leraren die ik heb ontmoet en die mij hebben geïnspireerd, staan beide in deze Chinese Ch'antraditie. Maarten Houtman is daarin de stille taoïst van de Tao-Zen, Ton Lathouwers de bevlogen boeddhist van de Maha Karuna. Samen zijn ze voor mij de wegwijzers geweest naar een eigen vorm van Zen. Het allerbelangrijkste blijft immers dat je als Zen-leerling diep beseft dat er geen goede of verkeerde Zen-richtingen zijn, uiteindelijk bestaat er maar één zinvolle Zen-weg en dat is jouw eigen weg. En de ultieme meester die jou moet begeleiden op die weg is jouw diepste zelf, de bron van je bestaan, voorbij alle Zen-meesters, voorbij alle Zen-leerstellingen, voorbij alle filosofie, voorbij je eigen denken. Een koan die je op die tocht kunt meenemen is de fundamentele koan zoals geformuleerd door de twintigste-eeuwse Japanse Zenmeester Hisamatsu. Het is de levensvraag waarmee iedereen geconfronteerd wordt bij het wegvallen van alle zekerheden die smelten in het vuur van de ware aandacht: 'Als je geen plek meer hebt om op te staan, waar ga je dan staan?' En ieder zal daarop zijn eigen antwoord in zijn eigen leven tot uitdrukking moeten brengen. Dat was zo in de tijd van Bodhidharma en dat zal ook voor de generaties na ons zo zijn.
|