En dan is daar het verhaal over Jezus' levenseinde. Dat hij een wrede kruisdood gestorven is, is zeker mogelijk, zelfs
waarschijnlijk omdat er ook door de Romeinse geschiedschrijver Tacitus terloops gewag van wordt gemaakt. Velen trof dat lot, zeker
wie op een of andere manier verdacht werd van subversieve activiteiten tegen het Romeinse oppergezag. Het is goed mogelijk dat zijn
ideeën op deze wijze werden geïnterpreteerd door de lokale heersers en het is ook zeker mogelijk dat daar verraad uit orthodox
joodse kring bij betrokken was. We weten het niet.
Bij Marcus treffen drie vrouwen (Maria Magdalena, Maria de moeder van Jacobus, en Salome) het graf leeg aan en een jonge man zegt hen: "Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult gij hem zien, zoals hij u gezegd heeft." Hier eindigde voorheen dit evangelie. Later wordt toegevoegd dat Jezus allereerst aan Maria Magdalena verscheen, vervolgens aan twee van zijn metgezellen en daarna aan de elf.
Bij Mattheus treffen de twee Maria's het graf leeg aan en een engel verwijst hen, gelijk bij Marcus, naar Galilea. Vervolgens
verschijnt Jezus aan deze twee vrouwen. Later verschijnt hij aan zijn leerlingen in Galilea. Belangwekkend is de toevoeging van
Mattheus dat de hogepriesters het verhaal in omloop brengen dat Jezus' leerlingen zijn lichaam zijn komen stelen en dat dat verhaal
onder de joden wordt verteld 'tot op de dag van vandaag', dat is dus aan het einde van de eerste eeuw.
Bij Lucas treffen 'de vrouwen die uit Galilea met hem meegekomen waren' het graf leeg aan. Met name genoemd worden weer dezelfde twee Maria's en een Johanna. Twee mannen in stralend wit gewaad spreken hen aan met de woorden "Wat zoekt ge de levende bij de doden?". Dan volgt het bekende verhaal van de Emmaüsgangers, Jezus' verschijning aan twee van zijn volgelingen. Als deze bij de elf in Jeruzalem komen, melden dezen (bijna terloops) dat Jezus aan Simon (Petrus) is verschenen. Tenslotte verschijnt hij aan hen allen.
Bij Johannes komt Maria Magdalena alleen bij het graf, treft het leeg aan en meldt dit aan Petrus en de leerling die Jezus liefhad. Dan verschijnt Jezus aan Maria en spreekt onder meer de vaak aangehaalde woorden: "noli me tangere" ("houd mij niet vast"). Vervolgens verschijnt Jezus aan de leerlingen en volgt het beroemde verhaal van de 'ongelovige Thomas'.
Paulus tenslotte vermeldt in zijn eerste brief aan de Korinthiërs dat Jezus eerst aan Kefas (=Petrus) verscheen en daarna aan de twaalf.
Wat kunnen we uit deze verhalen opmaken? Allereerst is er de duidelijk centrale rol van Maria Magdalena als getuige van de
opstanding. Alleen bij Lucas en Paulus (die historisch gezien ook bij elkaar horen, Lucas is waarschijnlijk iemand uit de naaste
omgeving van Paulus geweest) wordt Petrus als eerste getuige naar voren geschoven. Deze claim was vooral van belang voor de
bisschoppen van Rome die zich er zo op konden beroepen in de lijn van de eerste getuige te staan.