De voor het christendom zo beslissende vierde eeuw begon nog met vervolgingen onder keizer Diocletianus. Tijdens diens bewind werd
het Mithraïsme nog als staatsgodsdienst bevestigd.
De ommekeer werd ingeluid met de komst van Constantijn als keizer van het West-Romeinse Rijk. Hij versloeg zijn rivaal Maxentius
bij de Pons Milvius in 312. Een legende vertelt dat Constantijn aan de vooravond van deze beslissende slag in een droom een visioen
van het kruis zou hebben gekregen. In 313 kondigde hij in zijn rijk godsdienstvrijheid af (edict van Milaan). In het jaar 324
versloeg Constantijn zijn medekeizer in het oosten Licinius, en vanaf dat moment kende het rijk na lange tijd weer één heerser.
Om de vele stromingen op één lijn te brengen nodigde hij de bisschoppen van de belangrijkste
stromingen uit bij elkaar te komen in Nicea (het huidige Iznik), dichtbij de hoofdstad Byzantium, die naar hem Constantinopel zou gaan heten.
Op 19 juni van het jaar 325 startte daar het eerste oecumenische concilie onder leiding van de keizer zelf. De belangrijkste
doelstelling was het formuleren van een credo (= ik geloof) waarin de gemeenschappelijke geloofswaarheden zouden worden vastgelegd.
Daar de joods-christelijke groeperingen zich grotendeels buiten de grenzen van het Romeinse Imperium bevonden werd de visie van
bijvoorbeeld de Thomas-christenen niet bij de discussie betrokken.
De strijd tussen de christelijke stromingen was daarmee nog geenszins beslecht, in de loop van de decennia na Nicea werd de
belangrijkste voorvechter van het Niceaanse credo, bisschop Athanasius van Alexandrië zelfs enkele malen verbannen uit zijn stad
omdat het Ariaanse gedachtegoed door een grote meerderheid werd omarmd. Eerst in 380 werd het orthodoxe (= Niceaanse) christendom
door keizer Theodosius tot staatsgodsdienst uitgeroepen en vanaf dat ogenblik werden afwijkende ideeën te vuur en te zwaard
bestreden. Dit betekende niet alleen het einde van de godsdienstvrijheid, het betekende ook het einde van de tolerante Romeinse
cultuur. Het vormde de doodsteek voor de ontwikkeling van filosofie en wetenschap. Volgens de gangbare opvattingen beginnen de
Middeleeuwen in het jaar 476 bij de val van Rome, wellicht is het gepaster om de middeleeuwen te laten beginnen bij een gebeurtenis
als de bestorming en verwoesting van het Serapeion met zijn enorme bibliotheek in Alexandrië in het jaar 391 door fanatieke,
fundamentalistische, orthodoxe christenen, opgehitst door de lokale bisschop. Vele schatten van tien eeuwen wetenschap van de oude
Grieken tot de moderne Hellenisten gingen daar toen in vlammen op.